
Deze gedachten beluisteren kan natuurlijk ook. Hier, op Soundcloud.
‘Suïcide preventie dag’, verbetert mijn vriendin me. We liggen in bed, in het donker, en waren net van plan te gaan slapen. Ik proest het uit, want ik had ‘suïcidedag’ in mijn agenda gezet. Nét niet hetzelfde.
‘Wat zou An willen dat je doet morgen?’ vraagt ze door, na mijn betoog over hoe verschrikkelijk het woord ‘preventie’ is en dat het doet lijken alsof suïcide met ambtelijke richtlijnen en hygiënevoorschriften opgelost kan worden. ‘Oh, helemaal niks.’ Ik denk even na. ‘Taart eten.’ Weer galmt – we hebben erg hoge plafonds – mijn lach door de slaapkamer. Zo hard als zij ook kon lachen. Ik hoor het haar zeggen: kom, we gaan taart eten. En naar de film. Ik zie haar grote glimlach voor me. Alsof ze zó voor me staat, zwevend boven ons bed. Met de volle bos haren waar ik zo stikjaloers op ben. Was. Ben.
Ik kan niet meer lachen zonder ook te huilen. Ik mis haar zó. Wat had ik vandaag graag met haar taart gegeten.
Maar dat kan niet.
Dus, wat wél te doen op deze Suïcide Preventiedag, vraag ik me de volgende morgen af. Die bovendien wereldwijd is, lees ik op 113.nl/10september.
Als taalliefhebber moet ik me eerst herpakken omdat ik denk dat het Wereldwijde Suïcidepreventiedag moet zijn (in plaats van Wereldwijde Suïcide Preventiedag), maar daar gaat het nu even niet om en houdt me dus onnodig lang van mijn werk, waar ik eigenlijk mee bezig zou moeten zijn.*
Had ik toch vrij moeten nemen vandaag?
Ik lees dat Joseph R. Biden Jr. vanuit de Briefing Room van The White House in Washington DC vandaag ook iets wil doen om suïcide te voorkomen: “Creating hope through action“. Hondertachtig miljoen dollar naar suïcidepreventieprogramma’s van het Department of Health and Human Services’ Substance Abuse and Mental Health Services Administration. In het kader van de nazorg voor schade die COVID-19 heeft aangericht, gaat er via het American Action Plan I blijkbaar nog twintig miljoen dollar naar suïcidepreventie bij jongeren.
Ik heb geen idee hoeveel de Nederlandse overheid uitgeeft aan suïcidepreventie. Ik heb me hier nooit mee beziggehouden. Hoeven houden, kan ik misschien ook zeggen. Maar hoeveel precies ga ik ook niet opzoeken. Andere keer.
Bij het wegklikken van de mededeling uit de Verenigde Staten realiseer ik me wat me nog meer ergert aan ‘preventie’. Mijn ver weggezakte lessen Latijn herinneren me aan ‘praevenīre’, ‘prae’ voor en ‘venire’ komen. Voor-komen, voorkomen. ‘Preventie’ maakt me kwaad omdat het lijkt alsof we Annemijn haar zelfdoding hadden kunnen voorkomen. Iets wat iedereen die haar heeft gekend en lief heeft zich natuurlijk heel erg vaak afvraagt. Willens en wetens dat deze vraag niet beantwoord kan worden. Vandaar mijn irritatie: ik probeer me al – op de kop af – negen maanden te berusten in het feit dat wij, ik, niks anders, beter en/of eerder hadden kunnen doen om haar zelfdoding te voorkomen.
We weten het niet en we halen An er niet mee terug.
Maar ook het voor-komen maakt me boos. Alsof er een moment is geweest waar we ‘voor’ hadden kunnen komen. Alsof er één moment was, en dat moment hadden we dan vóór kunnen zijn.
Ik pieker me suf over wanneer er wat is gebeurd, de afgelopen jaren. Niet alleen hoe en waardoor, maar ook wanneer. Ik was daar toch bij? Ik stond daar toch naast? En keek ernaar. Blijkbaar. Je kan blijkbaar kijken zonder iets te zien. Of had ik wel wat gezien? Had ik gekeken? Waar zat ik dan wél naar te kijken, als ik niet het meest wezenlijke allesomvattende dat haar bezighield zag? Of was dat nog niet gaande, toen. Wanneer dan wel. Wanneer begon het. Wanneer had ik het vóór kunnen zijn als ik niet weet wanneer het begon?
Na een ochtend werken – had ik dan in ieder geval de middag vrij moeten nemen – besluit ik om toch nog eens naar die 113 website te kijken. Het interview van Jacobine Geel met de inmiddels aan kanker overleden oprichter van Stichting 113 Zelfmoordpreventie Jan Mokkenstorm dat ik in de weken na Annemijn haar overlijden keek, staat me nog goed bij. Dus klik ik verder.
“Op 10 september is het World Suicide Prevention Day. Wereldwijd staan we stil bij alle mensen die zijn overleden door zelfmoord, mensen die een poging hebben overleefd of aan zelfmoord denken, familie, vrienden en alle anderen die door zelfmoord geraakt zijn.” Het doet me goed dat ook ‘wij’ genoemd worden. “Gemiddeld overlijden in Nederland vijf mensen per dag aan suïcide” lees ik verderop. Dat is vijf keer per dag een bom in de levens van familie en vrienden van de overledene, herinner ik me Jan Mokkenstorm zeggen over het grote aantal zelfdodingen. Of was het hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Robert Vermeiren die dit zei tijdens zomergasten afgelopen augustus?
“Samen doorbreken we het taboe op zelfmoord. We gaan op 10 september op allerlei manieren met elkaar in gesprek, zodat we met elkaar een wereld zonder zelfmoord mogelijk te maken.”
Ik heb werkelijk geen idee hoe ik in gesprek kan, en wil.
Ik scroll door en sla de ‘serious game’ hulpvogel op, omdat ik benieuwd ben welke tips je kinderen en jongeren kan meegeven bij het praten over lastige gevoelens.
Maar het meest nog ben ik geïnteresseerd in de gratis online training suïcidepreventie die ik achter de knop “hoe je kunt bijdragen aan deze campagne” vind. De training waarvan ik wist dat ik ‘m zou gaan zoeken, en vinden. “Om te leren hoe je het gesprek kunt voeren” staat er namelijk achter.
Als er iéts is dat me is bijgebleven van het jaar voor An haar overlijden, is het mijn radeloosheid tijdens onze gesprekken over haar zelfdodingsonderzoek.
Ik kan nog steeds voelen hoe peilloos diep het donkere, gapende gat was dat tussen ons in lag als zij haar gedachten over zelfdoding deelde. Hoe concreter, hoe dieper en donkerder. En onoverbrugbaarder. Niet omdat die gedachten mij vreemd zijn. Maar misschien juist daarom. Zo vergevorderd. Zo concreet. Al bleek later dat ze nog concreter waren.
Een paniek die als een deken over me heen sloeg tijdens wat ons laatste telefoongesprek bleek te zijn en tegelijkertijd de gedachten: niet uit de weg gaan dit gesprek, erover praten. Ik kan dit. Stel vragen, dacht ik. Verdomme. Je doet je hele leven al niets anders. Nog een vraag. Of een mmm dan. In godsnaam dan een mmm. Laat haar praten. Verzin iets. Vragen. Niet ophangen. Alsjeblieft niet ophangen.
Hielp ik haar door te vragen, het gesprek aan te gaan, door niet te vragen, haar te laten praten? Ik weet het niet. Ik weet het nog steeds niet.
Op Annemijn haar verjaardag twee maanden geleden – ze zou 41 zijn geworden – stonden we met haar naaste familie en vrienden in een cirkel buiten in de brandende zon voor het huis van haar vader. Een voor een spraken we flarden van gedachten uit. Nieuwe, herhalende, vragende, verbazende gedachten. Wat hadden we anders kunnen doen? Hadden we haar kunnen helpen, hoe hadden we haar kunnen helpen, wanneer hadden we haar kunnen helpen? ‘Dat is wat ik mezelf nog het meest kwalijk neem’, zei een vriendin die An al vanaf de basisschool kent. ‘Ik had er voor háár willen zijn. Naar háár willen luisteren. Ik had willen horen hoe zíj zich voelde. Zonder te denken: ja maar, luister, als je nou dit of dat, je kan hier echt uit komen.’
Is dat wat je leert in “de gratis online training suïcidepreventie, om te leren hoe je het gesprek kunt voeren”? Het gesprek voeren. Welk gesprek?
Ik meld me aan. Ik ben veel te laat voor het rondje Vondelpark dat ik van plan was te gaan rennen, dus ik check alleen mijn inbox nog. De aanmelding is goed doorgekomen. Douchen, kind ophalen en naar zwemles. De training volg ik een andere dag.
Alles lijkt gewoon door te gaan.
Ook vandaag.
Ps Laat het me alsjeblieft weten als jij de training suïcidepreventie ook gaat volgen, of andere tips hebt voor het omgaan met zelfdoding(sgedachten) bij naasten.

* Ik checkte een en ander hier maar hoor altijd graag wat correct(er) is, ook in de rest van de tekst, bij gebrek aan eindredacteur/-trice